top of page
ejbegemann

Poli 1: Eerste keer op de poli

Bijgewerkt op: 28 sep. 2023

“Het is een diëtist, ze gaat je niet prikken, je hoeft niet zenuwachtig te zijn,” vertel ik mezelf.

Het helpt niet. Een half uur voor mijn afspraak zit ik in de wachtruimte van de afdeling diëtetiek. Wachtruimte is eigenlijk een te groot woord: het is een rij stoelen in een gang die te smal is om een rij stoelen neer te zetten. Het is mijn eerste geplande afspraak in het Sint Geertrui ziekenhuis. Onrustig blader ik wat door de libelle die op het tafeltje in de wachtruimte ligt, mijn handen trillen.

“Eline, je hebt net een week diabetes, je bent net vanaf je huis naar de bushalte gelopen en vervolgens van de bushalte naar het ziekenhuis en daarna heb je nog eens uitgebreid gezocht naar de afdeling diëtetiek, zou je je bloedsuiker niet eens testen?" vraag ik aan mezelf in mijn hoofd.

Ik prik mijn bloedsuiker: 3,6. Dat verklaart de stress. Terwijl ik op zoek ben naar de dextro in mijn tas, komt een mevrouw van de receptie aanlopen.

“Met wie heb je precies een afspraak?” vraagt ze.

Ik weet het niet uit mijn hoofd. Nog steeds als een kip zonder kop rommel ik door mijn tas op zoek naar mijn telefoon. Als ik hem heb gevonden lees ik de naam van de diëtiste voor.


“Oh, die zit vandaag of de afdeling diabetologie, dus dan kan je beter daar in de wachtkamer gaan zitten. Dat is bij receptie 16b,” reageert de mevrouw van de receptie.

Terwijl ik een paar dextro’s in mijn mond prop loop ik door het ziekenhuis op zoek naar afdeling 16b. Door de hypo voelt mijn hoofd aan alsof ik te veel alcohol op heb, waardoor ik moeite heb om de afdeling te vinden. Het gestreste gevoel dat ik toch al had wordt er niet beter op. Trillend en bezweet kom ik uiteindelijk aan bij de juiste afdeling.


“Je ziet er al een stuk beter uit dan toen ik je vorige week zag! Hoe gaat het met je?” vraagt de diëtiste.

“Nou, ik heb nu precies een hypo, dus ik voel me slecht,” antwoord ik.


“O, wat vervelend. Heb je al wat gegeten, of kan ik wat voor je halen?” vraag ze.

“Nee dank je, ik heb al dextro gehad,” zeg ik.


“Heel goed, dat wordt snel opgenomen. Heb je je eetdagboekje bij je? Dan kijk ik daar vast naar en beginnen we als je hypo over is. Nu kan je je natuurlijk toch niet concentreren,” stelt ze voor.


Dankbaar geef ik haar mijn eetdagboekje en wacht ik tot ik een beetje tot rust kom. Wat fijn als iemand begrijpt hoe een hypo werkt. Zodra de hypo wat gezakt is en ik weer een beetje in staat ben om me te concentreren bespreken we mijn eetdagboek. De diëtiste legt me uit wat een KIR is; een koolhydraat insuline ratio, oftewel, hoeveel koolhydraten je kan eten voor elke eenheid insuline die je spuit. Je kan een KIR bepalen voor elke maaltijd: ontbijt, lunch en avondeten. Ik realiseer me dat dat eigenlijk de getallen zijn die uit het excel model kwamen wat ik gister heb gebouwd.


De diëtiste loopt door mijn eetdagboek heen en berekent mijn KIR voor de verschillende maaltijden. Ze komt uit op 1:4 voor het ontbijt, 1:13 voor de lunch en 1:8,5 voor het avondeten. Ik ben blij dat onze getallen vergelijkbaar zijn met de getallen die uit mijn model kwamen en heb er vertrouwen in dat ik hiermee mijn bloedsuiker wat stabieler kan houden.

Ze bladert nog een keer mijn eetdagboek door.


"Je hebt wel vaak hypo's in de nacht, valt me op. Naar mijn idee zou de dosering van je langwerkende insuline wat verder omlaag bijgesteld moeten worden, maar daar mag ik geen advies over geven. Ik roep de diabetesverpleegkundige er even bij, momentje." Ze loopt de kamer uit.


"Er kwam wel een draakje langs."

De diabetesverpleegkundige waarmee de diëtiste terugkomt kent ik nog niet. Als een stokstaartje gaat ze naast het bureau staan, haar korte blonde kuif prikt de lucht in. De diëtiste legt mijn situatie uit, waarop de diabetesverpleegkundige vluchtig door mijn eetdagboek heen bladert.


“O ja, maar ik zie het al: mevrouw heeft ook jám gegeten! Ja, jij bent de diëtiste, dus daar moet jij maar even het een en ander over uitleggen,” zegt ze op de toon van een douanebeambte die het zoveelste nagelschaartje uit een handbagage koffertje haalt tegen de diëtiste en met haar kin omhoog beent ze de kamer weer uit.


In mijn hoofd ontplof ik. Ten eerste: ik heb pas net diabetes en doe ook maar mijn best. Ten tweede, ik heb de jam afgewogen; het was vijf gram jam met minder suiker, wat betekent dat daar nog minder dan twee gram koolhydraten in heeft gezeten, wat ik netjes in mijn eetdagboek had opgeschreven, dus dat had ze gewoon kunnen lezen als ze iets langer dan een halve seconde de tijd had genomen. Ik weet nog niet heel veel van diabetes, maar wel dat het eten van die twee gram snelle koolhydraten écht geen noemenswaardige dingen verandert aan mijn bloedsuikerspiegel. En bovendien: we vroegen haar hulp omdat ik de hele tijd van die ellendige hypo’s heb en daar heeft die vijf gram jam bij mijn zondagse ontbijt al helemaal niks mee te maken.

Het voelt zo oneerlijk en ik wil er wat van zeggen, maar ik weet niet hoe, zeker niet op de paar uur slaap van de afgelopen nachten. Ik voel een brok in mijn keel. De diëtiste kijkt me aan.

“Van mij mag je eigenlijk best af en toe jam bij je ontbijt,” zegt ze lief, als de diabetesverpleegkundige weg is. “Weet je, er zijn patiënten tegen wie ik zeg dat ze geen taart mogen eten. Want als die taart eten, eten ze meteen een hele taart. Maar tegen jou kan ik volgens mij best zeggen dat je af en toe een normaal stukje taart mag eten. Als je gewoon goed telt hoeveel koolhydraten er in zitten en daar insuline voor spuit met een ratio van 1:15, kan dat helemaal geen kwaad. Je moet ook gewoon een beetje leven, natuurlijk.”

Zij is tenminste aardig. En ze lijkt te begrijpen dat ze te maken heeft met een patiënt die het graag goed wil doen, maar nog wel moet leren hoe.


In de wachtkamer kijk ik naar het bord waarop staat hoe lang de verschillende spreekuren uitlopen. Lang, of heel lang, lijken de opties te zijn. Mijn telefoon trilt, een appje van Jorden: Hoe was je eerste afspraak?


Goed, maar er kwam wel een draakje langs.


Hij weet precies wat ik bedoel. De term ‘draakje’ gebruiken we vaker voor dit soort mensen. Mensen die je heel streng wijzen op de regels, in situaties waarbij het totaal niets toevoegt om je aan die regels te houden. En dan bij voorkeur op zo’n naar toontje, waarbij het lijkt alsof ze zich er heel goed bij voelen om jou je op die manier klein te laten voelen. Waarbij je de neiging hebt om tegen hun destructieve opmerkingen in te gaan, maar dat ook niet doet, omdat je nou eenmaal iets van ze nodig hebt en weet dat je er geen vrienden mee maakt. Heel gemeen vinden we ze, die draakjes.

"28 jaar, net zwanger, random bloedglucose van 27, HbA1c van 97, geen klachten."

Een man van een jaar of veertig loopt de wachtkamer in. De verhoudingen van zijn lange smalle lijf maken dat zijn witte jas op een minirokje lijkt.


"Mevrouw Begemann?"


De internist neemt me mee naar een behandelkamer en hij gaat achter zijn bureau zitten. Door de witte plastic luxaflex voor het raam achter hem kan ik net de auto's buiten zien rijden. Onder het bureau staat een grote desktop computer en links van hem een scherm met daarop, vermoed ik, mijn dossier. Hij begint met het doorlopen van alles wat er door andere artsen en verpleegkundigen is opgeschreven.

“28 jaar, net zwanger, random bloedglucose van 27, HbA1c van 97, geen klachten.”


Het is niet helemaal duidelijk of hij het tegen mij heeft of tegen zichzelf. Dan kijkt hij van zijn scherm richting mij.

“En u heeft nooit wat gemerkt? Geen klachten van de hoge bloedsuikers?” vraagt hij verbaasd.


“Nou ja, nu ik weet wat de symptomen zijn wel ja, achteraf. Maar het waren allemaal geen dingen die ik niet kon verklaren door de zwangerschap, mogelijke stress op mijn werk of de salmonella infectie die ik eerder dit jaar gehad heb,” antwoord ik.


Dan vraagt hij hoeveel kortwerkende insuline ik spuit bij de maaltijden. Ik leg uit dat ik tot nu één op vijf spuit bij het ontbijt, één op veertien bij de lunch en één op tien bij het avondeten, maar dat ik dat nu ga aanpassen naar één op vier, één op dertien en één op 8,5 op basis van het gesprek met de diëtiste.


De internist stopt met typen, kijkt me aan en trekt een wenkbrauw op. “Je gebruikt al een koolhydraat insulineratio?” vraagt hij.

Zijn verbazing verbaast mij dan weer. Eerst wordt er bij mij ruim een week lang ingestampt dat je lichaam de insuline gebruikt om de koolhydraten in de vorm van glucose naar je cellen te transporteren en vervolgens is hij verbaasd als ik de hoeveelheid insuline die ik spuit ook daadwerkelijk aanpas aan de hoeveelheid koolhydraten die ik eet. Al begrijp ik ook wel dat waarschijnlijk niet iedereen het nodig vindt om excel modellen over zijn bloedsuikerwaardes te bouwen en het misschien gebruikelijker is om te wachten tot een diëtist de koolhydraat insuline ratio voor je uitrekent.


Als de internist naar mijn eetdagboek kijkt vallen hem vooral de pieken in mijn bloedsuiker na de maaltijden op. Hij legt uit dat je die tijdens de zwangerschap eigenlijk niet wil hebben en ik ze mogelijk kan verkleinen door mijn kortwerkende insuline een kwartier voor de maaltijd te spuiten, in plaats van direct voor de maaltijd.

“Dat vraagt wel wat planning,” zegt hij, “want als u dan ineens pas een half uur later gaat eten krijgt u weer een hypo, dus dat is niet de bedoeling.”


Ik zucht. Plannen kan ik gelukkig wel, dit moet te doen zijn.


"Ik kan ook wel weer eens een goede nacht gebruiken."

“En dan zie ik dat u ook nog regelmatig hypo’s hebt, met name in de nacht. Het doel van de behandeling tijdens de zwangerschap is eigenlijk een zo laag mogelijke bloedsuiker, maar wel zonder hypo’s. Laten we als langwerkende insuline overstappen op Lantus en dan vier eenheden, dan worden de hypo’s hopelijk wat minder.”


Dat zou erg fijn zijn. Die hypo’s voelen sowieso erg ellendig en daarbovenop kan ik ook wel weer eens een goede nacht gebruiken. Eindelijk weer.


Verantwoording: Alles wat ik schrijf is gebaseerd op mijn eigen ervaringen, maar om de boel leesbaar te houden (en omdat ik de mensen die in het verhaal voorkomen hun anonimiteit gun) zijn personages, locaties en tijden samengevoegd en veranderd. Waar je iemand of jezelf meent te herkennen, berust dat op toeval, of gaat het om iemand die toestemming heeft gegeven.


Eline Begemann (Velp, 1989) heeft Technische Natuurkunde gestu­deerd in Groningen en daarna gewerkt als strategieconsultant en Chief of Staff. Op haar 28ste krijgt ze, terwijl ze zeven weken zwanger is, de diagnose diabetes type 1. Ze is auteur van het boek Een marathon lang prikken. In dit boek neemt ze je mee in haar reis van zwangerschap naar de 90 km lange Vasaloppet marathon op de langlaufskies, waarin diabetes een grote rol speelt. Het geeft daarmee een beeld van de nuance tussen aan de ene kant alle mooie dingen die mensen met diabetes ‘gewoon’ kunnen doen en aan de andere kant de worstelingen waar personen met diabetes mee te maken krijgen. Het boek wordt geprezen vanwege de herkenbaarheid voor mensen met diabetes en het inzicht wat het aan mensen in hun omgeving geeft op het gebied van de impact van diabetes. Een marathon lang prikken is beschikbaar via deze website en de meeste (online) boekhandels).



127 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2 Post
bottom of page